Gedichten:

kunstwerk



misschien een noodzaak

een onrust binnenin

een beeld dat er uit moet

door hoofd en huid en haar

misschien omdat het waait

storm energie rond blaast

dat de geestdrift groeit

en verf het doek vindt

 

het simpele genot van verven

zoals een kind dat kent

opgaand in het moment

in een staat van onschuld

 

het lichte rood

de diepe kleuren

het glanzend groen van een blad

de toewijding van de kunstenaar

het houdt zich stilletjes op

in de binnenwereld

 

zijn werk

een glazen prisma

waardoor het licht valt

wanneer het licht breekt

een regenboog zichtbaar wordt

 

 

lockdown

 

soms denk ik

dat ik het ben

die witte reiger

die alleen maar

stilstaat in het water

en wacht

 

op iets

dat misschien

niet meer komen gaat

misschien blijft het leven zo,

onbewegelijk

 

er zwemt geen vis voorbij

er komt geen mens langs

en zelfs de wind

laat niets

van zich horen



                                                      

Gebed

 

Moeder Natuur

die om ons heen is

uw naam

zou moeten worden geheiligd

uw Koninkrijk is hier

uw natuurkracht regeert

over de mensheid uiteindelijk

 

Geef ons heden 

een leefbare planeet

en vergeef ons

onze milieuzonden

gelijk ook wij vergeven

degenen die ons daartoe aanzetten

 

en verleid ons niet

tot meer consumptie

maar leidt ons naar eenvoud

en verlos ons

van de opwarming

 

want van U

is deze aardbol

met al zijn Kracht

en zijn  Heerlijkheid

tot in Eeuwigheid



Amen.




Waarom

 

oneindig leek het strand toen de dag begon

ik liep er in gedachten tot ik een takje vond

en bij het licht van een vale winterzon

schreef ik in fijne korrels een woord

 

schuim rolde er door

oostenwind blies het voort

in het diepste blauw en uit de tijd

tot bij jou in de eeuwigheid

 

de wind,de zon,het schuim,het strand

beantwoordden mijn vraagstuk niet

letters verdwenen in het zand

waar ik ze achterliet

 

Stadsdichter Gedichten: 

 

Kampen 2018

 

Kampen is een brompot

met een hart van goud

een magische plek

waar toverlichtjes

over de IJssel schijnen

een stukje stadsmuur

waarin dromen

langzaam verdwijnen

 

Kampen is een stukje park

bij de Broederpoort

waar geraniums

maar blijven bloeien

tussen het struikgewas

De natuurspeelplaats

waar kinderen met water knoeien

Kampen is een afvoerput

voor blauwzuurgas

 

Kampen is het Keizerskwartier

sfeervol verlicht

met Kerst in oud Kampen

Kampen is van 

vuur en rook dampen

 

Kampen is 

een plek aan de rivier

waar ooit

met mensenhanden

muren werden opgetrokken

poorten werden gebouwd

Een koggeschip strandde

 

(naar: ‘Utrecht 2001’-Ingmar Heytze)

kunstwerk



misschien een noodzaak

een onrust binnenin

een beeld dat er uit moet

door hoofd en huid en haar

misschien omdat het waait

storm energie rond blaast

dat de geestdrift groeit

en verf het doek vindt

 

het simpele genot van verven

zoals een kind dat kent

opgaand in het moment

in een staat van onschuld

 

het lichte rood

de diepe kleuren

het glanzend groen van een blad

de toewijding van de kunstenaar

het houdt zich stilletjes op

in de binnenwereld

 

zijn werk

een glazen prisma

waardoor het licht valt

wanneer het licht breekt

een regenboog zichtbaar wordt

 

bij spoor één

 

een fluit klinkt

deuren sluiten

de laatste boemel vertrekt

allerlaatste diesel over dit traject

staven,bielzen,wissels,sporen,

cadans van wielen die zingt in je oren

krakend en wiebelend gaat de wagon

brengt me terug naar mijn eindstation

buffelend over de lijn van staal

die blauwvingers en kampenaren met elkaar verbind

waar gesprekken tien minuten lang mogen ontsporen

uit de rails over ‘t grind langs het veen

dwars door Mastenbroeker polderlandschap heen

om dan langzaam tot stilstand te komen

bij spoor één

 

 

half gesloopte huizen       (in de oude Hanzewijk)

 

in de muren grote gaten

zichtbaar zijn verwarmingsbuizen

van de half gesloopte huizen

in de half gesloopte straten

 

motieven van ‘t behang verweven

met de halve deuren suizen

tot de hamers ze vergruizen

en de muren het begeven

 

éénmaal teruggebracht tot stof

loopt geen mens meer door de gang

waar ik eens mijn liefste trof

 

prille liefde,daar ontloken,

warm en veilig,voor zolang

die niet werd afgebroken

met de muren en het behang